“Now, let’s find us some hookers,” zei de losbandige Australiër en trok ostentatief zijn broek op toen we, als enige overlevers van de groep hostellers rond half zeven de club, een enorm complex met vier zalen en een buitenpodium, verlieten. Ik krabde even in het haar en dacht, fuck, binnen vier uur moet ik mijn zak maken en uitchecken en mijn hoofd staat er niet naar; ik moet hem deze folie uit de gedachten praten.
Alwéér, zal de lezer zuchtend denken wanneer de schrijver zijn reeds gekende woorden van lof en kalverliefde herhaalt; onderwijl een litanie die stilaan haar kracht van overreden en betekenis verliest. Hij kan evenwel niet anders – want zoals in een ander gedicht van Octavio Paz:
Rosario, stad van quadra’s en autovrije winkelstraten, waar ik in een hostel belandde dat middenin een verhuis zat. Will work for beer, staat er blijkbaar op mijn voorhoofd geschreven, en dus geschiedde.
Oh Argentina, met uw duurdere prijzen en mooiere mensen, wat doe je de reiziger aan?